De kalibratieroutine bestaat uit twee stappen:
Na een opwarmtijd van 1 uur staat de sensor in de Trendmodus en stuurt hij elke 5 minuten CGM-waarden naar de app. Gebruik deze initiële CGM-waarden niet om beslissingen te nemen met betrekking tot de behandeling, zoals dosering van insuline. 12 uur na het inbrengen van de sensor vraagt de app je om te kalibreren.
Stap 1: Voer een bloedglucosemeting uit en voer de glucosewaarde in de app in. De sensor schakelt over naar Therapiemodus. CGM-waarden kunnen nu worden gebruikt om beslissingen met betrekking tot de behandeling te nemen, zoals dosering van insuline.
Stap 2: Voer 30 minuten tot 3 uur later nog een bloedglucosemeting uit en voer de glucosewaarde in de app in. Dit is om de eerste meting te bevestigen. Opmerking: Als stap 2 niet wordt uitgevoerd, schakelt de sensor terug naar Trendmodus.
De kalibratieroutine voor de sensor is voltooid.
Om je sensor te kalibreren:
- Test je bloedglucose met je bloedglucosemeter volgens de instructies van de fabrikant.
- Tik op Nu kalibreren op je startscherm. 3 Voer de glucosewaarde van je bloedglucosemeter in op de displayweergave Kalibreren. De glucosewaarde moet uiterlijk
- minuten na het uitvoeren van de meting worden ingevoerd.
- Tik op Opslaan.
- Controleer of je dezelfde glucosewaarde in de app hebt ingevoerd als werd weergegeven op je bloedglucosemeter en tik op Bevestigen.
De glucosemetingen van de sensor worden nauwkeuriger als je de kalibratie uitvoert op een tijdstip dat je bloedglucosespiegel relatief stabiel is.
Voer een kalibratie niet uit kort na een maaltijd, na het toedienen van insuline of na lichamelijke activiteit en vermijd omgevingen met zeer warme, zeer koude of snel wisselende temperaturen.
Als je per ongeluk een verkeerde waarde hebt ingevoerd, moet je op Annuleren tikken en de juiste waarde invoeren. Je sensor is gekalibreerd.