MARD (het gemiddelde absolute relatieve verschil) is een meting voor de nauwkeurigheid van je CGM-systeem.
Nauwkeurigheid in bloedglucosemeting
Als je de traditionele methode van een vingerprik en een bloedglucosemeter (BGM) gebruikt om je bloedglucose te bepalen, zijn de resultaten heel nauwkeurig. De meters en teststrips die worden gebruikt voor zelfmonitoring van bloedglucose (SMBG) hebben een gestandaardiseerde procedure ondergaan om de nauwkeurigheid te bepalen. Dit proces vergelijkt de resultaten van (zeer nauwkeurige) laboratoriumtests met de resultaten van een BGM, waarbij dezelfde bloedmonsters worden gebruikt. De met de meter verkregen waarden mogen niet meer dan ongeveer 15 % afwijken van de waarde van het laboratoriumsysteem. Alleen meters met teststrips die aan deze criteria voldoen (zelfs onder omstandigheden die de meting kunnen verstoren) zijn toegestaan voor gebruik door patiënten.
Nauwkeurigheid in continue glucosemonitoring (CGM)
Met CGM worden glucosemetingen uitgevoerd in interstitiële vloeistof, die de ruimte tussen je cellen vult en voortdurend veranderende glucoseconcentraties heeft. Dit betekent dat je, in tegenstelling tot op bloed gebaseerde metingen, geen CGM-monster kunt nemen en meten in een laboratoriumapparaat om de waarden te vergelijken.
Een andere methode, genaamd de MARD, wordt gebruikt om de nauwkeurigheid van CGM-sensoren te beoordelen.
Wat is MARD?
MARD (het gemiddelde absolute relatieve verschil) is een meting voor de nauwkeurigheid van je CGM-systeem.
Waarom is de nauwkeurigheid van glucosemetingen belangrijk?
De beslissingen over wat je moet eten of hoeveel insuline je moet injecteren, hangen grotendeels af van je glucosewaarden. Er bestaat dus geen twijfel over dat de meting van glucosewaarden nauwkeurig moet zijn.
Hoe schat je de nauwkeurigheid van je glucosemeting in? Of, anders gesteld, hoe zorg je ervoor dat de waarde die je meet echt de werkelijke glucoseconcentratie in je bloed of interstitiële vloeistof weergeeft?